Rookmelders

Rookmelders zijn er in allerlei verschillende groottes, maten en geluidssterktes.
Een rookmelder of brandmelder, is een apparaat dat alarm slaat na detectie van rookdeeltjes, die kunnen wijzen op een brand. Een rookmelder kan een zelfstandig apparaat zijn, maar steeds vaker zijn rookmelders verbonden met een brandmeldinstallatie. Zonder rookmelder worden de aërosols niet gedetecteerd wat uiteindelijk kan leiden tot verstikking.

Brandgasmelder

Een brandgasmelder beschikt over één of meerdere detectoren die bepaalde soorten moleculen kunnen detecteren. Meestal gaat het hierbij om koolstofmonoxide of koolstofdioxide detectoren omdat die bij brand in grote hoeveelheden vrijkomen. Dit type kan ook op stoffige en/of warme plaatsen worden gebruikt waar andere soorten melders niet of minder goed toepasbaar zijn. Nadeel van brandgasmelders is dat ze erg duur zijn. Bijkomend voordeel is dat ze ook alarm slaan bij slecht functionerende CV ketels en geisers. Soms spreekt men hier van gasmelders.

Beamdetector / Lijmelder

De lijnmelder heeft een lichtbron en ontvanger in één behuizing. Het licht wordt gestraald naar een reflector, die het licht weer terugkaatst naar de ontvanger. Het patroon en de intensiteit van dit teruggekaatste licht wordt vergeleken met het uitgezonden licht. Na analyse wordt rook vastgesteld als er significante verschillen zijn en wordt een melding veroorzaakt. Hierdoor kunnen b.v. lange hallen, lichtstraten etc goed voorzien worden van rookdetectie.

Optische puntrookmelder

In een optische puntrookmelder bevindt zich een fotodiode en een lichtbron. Wanneer er rook bij komt, wordt het licht verstoord wat door de detector wordt gezien.
Bij de directe methode staan de lichtbron en de detector recht tegenover elkaar. Bij afwezigheid van rook kan het licht de fotodiode probleemloos bereiken. Als er rookdeeltjes aanwezig zijn tussen de lichtbron en de fotodiode zal de hoeveelheid opvallend licht verminderen en zal de melder alarm slaan.
De meeste rookmelders werken volgens de indirecte methode. Daarbij staan de lichtbron en de detector schuin tegenover elkaar. Bij rook weerkaatst het licht op de rook, waardoor er meer licht op de detector valt en deze alarm slaat.

Vlammenmelder

De vlammenmelder maakt gebruik van de karakteristieke emissie van een vlam onder andere in het ultraviolette of infrarode gebied voor de detectie van vlammen. Om een onecht alarm als gevolg van bijvoorbeeld zonlicht of de flitser van een fototoestel te voorkomen, kunnen er extra detectoren aangebracht worden die gezamenlijk worden geëvalueerd.

Drukknopmelder

De drukknopmelder of handbrandmelder zoals deze in de betreffende norm (NEN 2535) heet is een melder die afgaat door het indrukken van een knop of een breekglaasje. Deze melder is niet automatisch en vereist menselijk handelen. Maar daarom is dit type nog niet altijd minder effectief. In een bemande omgeving zal een mens in de regel als eerste een brand waarnemen ten gevolge van ons gecombineerde waarnemingsvermogen (visueel, geluid en geur).

Hittemelder

Men onderscheidt twee typen:

    Thermomaximaalmelders
    Thermodifferentiaalmelders

Thermomaximaalmelders geven een melding als de omgevingstemperatuur boven een vooraf ingestelde waarde komt. De grens ligt vaak rond 60°C omdat deze temperatuur onder normale omstandigheden meestal niet gehaald wordt en in geval van brand al spoedig overtroffen wordt.

Thermodifferentiaalmelders registreren de snelheid waarmee de temperatuur verandert. Dit wordt elektronisch gemeten en is voor de melder een indicatie om in alarm te gaan.

Vanwege hun eenvoud zijn hittemelders goedkoop. Nadeel is dat ze relatief laat alarm slaan.

Ionisatie rookmelder

Een ionisatie rookmelder bevat een radioactieve bron (meestal radium-226 of americium-241) die continu alfadeeltjes uitstraalt. Deze alfadeeltjes passeren een ionisatieruimte waarover twee elektroden zijn aangebracht. Bij afwezigheid van rook zal er een stroom lopen tussen de elektroden. Wanneer er rookdeeltjes in de ionisatiekamer komen, worden de alfadeeltjes geblokkeerd en wordt de stroomkring onderbroken waarna de melder alarm slaat. Wegens milieuvoorschriften wordt aanbevolen een ionisatiemelder na 10 jaar te vervangen en naar de fabrikant terug te sturen voor een milieuvriendelijke verwerking. Weggooien van ionisatiemelders wordt - wegens de radioactieve bron - daarom ook afgeraden. Volgens de huidige Belgische en Nederlandse wetgeving mogen er geen ionisatierookmelders meer geplaatst worden in woningen. De wetgeving bepaalt dus dat er alleen nog optische rookdetectors gebruikt mogen worden. Helaas reageren de huidige ionische detectors sneller dan de optische.

Combinatiemelder

Van de hierboven genoemde modellen kunnen uiteraard combinaties worden gemaakt om bijvoorbeeld de reactiesnelheid te verhogen of het aantal valse alarmen te verminderen. In de meeste situaties is dat niet nodig en volstaat een enkel systeem.